Na alle beslommeringen van gisteren, vandaag een reisdagje. Ik kan kiezen voor alleen snelweg (saai) of door de bergen. Natuurlijk kies ik voor de bergen, al weet ik niet wat ik daar kan verwachten. Een ouderwets broodje kaas is het ontbijt en daarna even naar de receptie om uit te checken en wat te vragen.
Op de creditkaart is namelijk het hele bedrag gezet, terwijl ik al een bedrag had aanbetaald. De vriendelijke receptioniste legt uit dat er borg is ingehouden (wat ik had verwacht) en dat dit na een dag of 4 weer teruggestort wordt. De borg is echter exact het bedrag dat ik al betaald had, vandaar de verwarring. Ik bedank haar en ga op pad.
Voor ik het park kan verlaten, en dat is een aardig eind verderop, rijd ik langs Devil’s cornfield. Een stuk grond met alleen een struik die volgens de naamgever wellicht op een maïsplant lijkt. Ik zie het er niet in.
Even verderop is een duinlandschap. Als je de Kennemerduinen gewend bent, is dit niet bijzonder, maar hier is men er toch aardig trots op. Bij de feitjes lees ik dat het zand bijna 100 graden Celcius kan worden en dat de dieren hier, op de sidewinger ratelslang na, voornamelijk onder de grond leeft.
Na zo’n mijl of 60 met bergje op, bergje af, sla ik af in de richting Ridgecrest en deze weg komt mij bekend voor. De eerste keer met een rondrit werden we hier begroet door een helicopter, ambulance, bus en 2 straaljagers in schijngevecht. Dat waren ook de enige voertuigen die we tegenkwamen tot het mijnstadje verderop. Nu kom ik alleen een kwartet auto’s tegen.
Het mijnstadje Trona komt ook bekend over. Het stadje zelf zit onder het gruis van het mineraal Trona. Deze vorm van natriumcarbonaat wordt gebruikt in de fabricage van glas, papier, textiel en schoonmaakmiddelen. Vlak erna is Ridgecrest bereikt waar ik tank en niet naar binnen hoef omdat de creditkaart hier wel in de pomp werkt. Dat scheelt 2x naar binnen lopen om te betalen en het wisselgeld te halen.
Na Ridgecrest ga ik weer de bergen in. Eerst langs Kernville, de stad met de 100 reuzen die ik overigens niet terug zie. Vlak bij Lake Isabella gaat de telefoon, waarop de navigatie staat, uit. Op de een of andere manier werd deze niet opgeladen. Via de powerbank kan ik deze weer laden, maar ik moet eerst op de navigatie van de auto vertrouwen.
De bergen hier zijn tenminste voorzien van naaldbomen, waardoor het een stuk koeler is. Waarschijnlijk komen hier weinig tot geen toeristen want bij bijna iedere tegenligger of voetganger krijg ik een vriendelijk handje omhoog. Ik doe hetzelfde terug. Door de bomen zie ik bruine vlekken en ik denk een beer te zien. Als ik een bocht verder ben, blijken het gewoon koeien te zijn.
Eenmaal de scherpe bochten naar beneden gehad te hebben, kom ik in een heuvelachtig terrein met graslanden terecht die al een tijdje geen water hebben gezien. In de buurt van Visalia, het eindpunt van de rit, gaat de beplanting over in bomen en wijnranken. Noten, olijven en vruchten worden hier geteeld in grote hoeveelheiden. Mijlen lang rij je door de boomgaarden.
Eenmaal bij het hotel moet ik even op mijn beurt wachten. Ik maak vriendelijk plaats voor iemand die ook naar binnen wil en als ik aan de beurt ben, wil hij gaan inchecken. Op mijn “Excuse me?” maakt hij verontschuldigingen en kan ik naar mijn kamer.
Hier wacht ik op de eerste wedstrijd in de NBA finale en daarna de 2e wedstrijd van de NHL finale. Ik vermaak me vanavond wel